Het woord ‘KERK’ heeft een dubbele betekenis:
* het ‘kerk’gebouw; dus een gebouw bestemd voor de uitoefening van de christelijke eredienst.
Bv de kerk van Ramskapelle
* de ‘kerk’, bv de katholieke kerk, als de organisatie van een christelijke gemeenschap
Zo kan men op lokaal vlak twee instanties onderscheiden:
(1) de ‘KERKFABRIEK‘ als eigenaar/beheerder van het kerkgebouw
‘Fabrica ecclesia’ betekent de bouw van een kerk, en in ruimere zin de fondsen nodig voor de bouw en het onderhoud.
Een kerkfabriek is een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid. Dus een lokale publiekrechtelijke entiteit met een eigen vermogen en een eigen bestuur (kerkraad), onder (goedkeurend) toezicht van de burgerlijke overheid (gemeente, gouverneur, Agentschap Binnenlands Bestuur).
(2) de ‘PAROCHIE‘ (Grieks ‘paroikia’ = buur) als de religieuze organisatie erkend als hoofdgebruiker van het kerkgebouw. Een parochie bestrijkt een bepaald geografisch gebied, dat niet noodzakelijk samenvalt met de gemeentegrenzen. Anderzijds zijn parochies verbonden aan kerkgebouwen die zich wel situeren op het grondgebied van een gemeente. In die zin kan men spreken van de Nieuwpoortse parochies.
Een parochie is een kerkelijke instelling die burgerrechtelijk normaal functioneert als privaatrechtelijk VZW. De parochiale verantwoordelijkheid ligt bij de pastoor.
DE EREDIENST IN BELGIE
Het institutionele kader zoals we nu kennen gaat terug tot een decreet van 1809, met latere wijzigingen een aanvullingen door de Belgische Staat. In het kader van de openbare diensten zal de burgerlijke overheid, die erediensten erkent, instaan voor de bezoldiging van de bedienaars van de erediensten, en zal ook openbare instellingen (kerkfabrieken) oprichten die zorgen voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst mogelijk maken (o.a. het beheer van de kerkgebouwen).
De religieuze aangelegenheden daarentegen, evenals de oprichting van parochies en het aanstellen van pastoors, en de pastorale activiteiten, zijn een zaak voor de bisdommen.
Een KERKFABRIEK
– is eigenaar en/of beheerder van het kerkgebouw, met alle verantwoordelijkheden die dat inhoudt: schoonmaken, onderhoud en herstellingen, energievoorziening, renovaties.
– staat ook in voor de ‘inboedel’: stoelen…, erfgoedstukken, en eredienstgerichte benodigdheden (bv kerkgewaden, lezenaar); alsook het personeel dat de eredienst omkadert (bv orgelist).
– kan ook een privaat patrimonium bezitten.
Het CENTRAAL KERKBESTUUR
– staat in voor de coördinatie van het beleid van de ressorterende kerkfabrieken, dus met betrekking tot de kerkgebouwen op het grondgebied van een gemeente.
– is het officiële overlegorgaan met de gemeente en de hogere overheden
– begeleidt en ondersteunt de kerkfabrieken in de uitvoering van het kerkbeheer. Ook samenaankopen zijn mogelijk.